Een reeks studies in opdracht van het Uitvoeringsoverleg Klimaatakkoord tonen de extra behoefte aan hernieuwbaar opgewekte elektriciteit in 2030 en 2035. Om in deze groei te voorzien moet er veel meer zon op residentiële daken en zon en wind op land bijkomen. De studies tonen hoezeer er veel meer hernieuwbare elektriciteit over acht jaar nodig is, mede door de hogere klimaatambities van dit kabinet en door de ambities vanuit de Europese Unie. We zijn actief betrokken geweest bij de totstandkoming van het rapport. Voor Holland Solar tonen de studies de noodzaak voor groei van zonne-energie aan. De sector is er klaar voor om deze extra benodigde elektriciteit te leveren.
De studie ‘alles uit de kast’ laat zien hoe de elektriciteitsvraag fors zal groeien om de verhoogde klimaatdoelen in 2030 te halen. In dat jaar zal de vraag boven de 200 TWh uitkomen terwijl met het klimaatakkoord nog uitgegaan werd van 120 TWh. Een groot deel van deze extra vraag komt voort uit het voorstel van de Europese Commissie om in 2030 50% van de industriële waterstofvraag met groene elektrolyse-waterstof in te vullen. Naast elektrificatie van de industrie zal er veel meer elektrisch vervoer zijn en zullen veel meer woningen met warmtepompen verwarmd worden.
Terwijl de vraag naar elektriciteit toeneemt zal er bij de opwek fors minder CO₂ mogen vrijkomen. Dat vereist een forse toename van de hernieuwbare opwek, met name uit zon en wind. De extra ambities voor wind op zee boven de planning van het Klimaatakkoord (6 GW in 2030, nog eens 4 GW in 2031) zijn daarvoor onvoldoende. Een forse uitbreiding van zon en wind op land (10 TWh en zon op residentiële daken (4 TWh) is dus sowieso nodig.
De studies zijn aan de Kamer gestuurd door de minister van E&K. In de aanbiedingsbrief zegt de minister toe met alle partijen in overleg te gaan om te bezien of en welk extra beleid nodig is. Holland Solar ziet dat onze aangesloten bedrijven klaar staan om de capaciteit voor de extra vraag naar hernieuwbare elektriciteit te ontwikkelen. Het is nu aan rijk en decentrale overheden om daarvoor de ruimte te geven en om voor de periode tot 2030 een passend stimuleringskader ten opzichte van fossiele energie te bieden.